Tot morgenvroeg,
Wij met z’n twee-en,
Ik dit grote zachte bed.
Tot morgenvroeg,
Alsjeblieft niet storen,
Zelfs de telefoon is afgezet.
Tot morgenvroeg,
Wij met z’n twee-en,
Erotiek in elk gebaar.
Tot morgenvroeg,
Tijd om te genieten,
Te genieten van elkaar
Teder glijdt jouw hand,
 over mijn dij,
Langzaam stijgt de spanning,
 tussen jou en mij.
Je kijkt me aan en zegt zacht:
“Vind je t fijn, of wil je dat ik wacht?”
Verlegen druk ik me dicht tegen je aan,
en fluister, “Laten we verder gaan!”
Want deze nacht voel ik,
 wat ik nog nooit heb gevoeld
En begrijp wat er met hartstocht,
 wordt bedoeld.

 

 
Soms zijn we samen,
Heel teder en zacht.
Dan kus je me licht,
Terwijl je mond lief lacht.
Er is alleen dat,
Heel dicht bij elkaar,
De warmte van je lichaam,
De geur van je haar.
Maar vaak is onze hartstocht,
Niet meer te temmen.
Dan voelt het wild erotisch,
Niet meer te remmen.
Dan moet alles veel sneller,
Zelfs nu meteen.
Willen we niet meer wachten,
Worden we samen één!
 
Ik liep buiten met de hond,
Langs de plek waar ik jou vond.
Ik keek naar je en bleef maar staren,
Naar je mond, je ogen en je haren.
Een paar seconden bleven we staan.
Het leek of er uren voorbij waren gegaan.
Toen werde de betovering verstoord,
De leraar vroeg: “Heb je het gehoord?”
Meteen was ik weer bij de werkelijkheid,
En was ik mijn mooie dagdroom kwijt.
Armen om me heen,
Je probeert me te kussen.
Ik hou van jou,
Maar ik ga er vantussen.
Niemand begrijpt me,
Dit vind je toch fijn?
Maar waarom doet,
Het dan zo’n pijn?
Ik ben één van de weinigen,
 die je echt kent,
En ik weet,
 dat jij nu weer dronken bent.
 
Nog nooit heb ik zoveel van iemand gehouden,
Jij betekent alles voor mij, en misschien nog meer dan dat.
Ik heb je nodig, ik hunker naar je aanraking,
Net als toen.
Steeds als je naar me kijkt,
Maak je me gek van verlangen.
Een groot verlangen naar jou.
Maar er is iets tussen ons,
Zij verpest alles.
Zonder haar was jij allang van mij geweest.
Nu kan ik alleen maar van je dromen,
Dat ik zoveel van je hou.....
 
Op ‘t strand met jou,
We lopen hand in hand.
Goed ingepakt tegen de kou,
Langs de vloedrand.
Na een uur gaan we zitten,
Even later liggen we tegen elkaar aan.
Gaan we van de zonsondergang genieten.
Door de zon laten we ons gaan.
Zo mooi, die zonsondergang,
‘T licht op de zee,
Opeens wordt ik bang,
De zon neemt de herinneringen mee.
Onherroepelijk, herinneringen aan deze dag,
Deze laatste dag met ‘m,
Deze zonsondergang met’m.
Ik kan niet slapen,
‘s Nachts dwaal je door m’n hoofd.
Als ik je zie ben ik verlegen en doof,
Ik weet dat jij niet van mij houdt, maar ik wel van jou.
Heb je het dan niet in de gaten,
Dat ik voor jou die jongen heb verlaten?
Jouw mooie ogen zine mij niet staan,
Of heb ik het mis?
Voel je dan toch wat voor mij?
Maak me alsjeblieft blij.
Ik kan er niet meer tegen,
En dat maakt me verlegen.
Ik droom alleen maar van jou,
Toe zeg mij dat je van me houdt.
Dat ik de enige ben!!