 |
 |
|
Ik lig hier alleen, op mijn kussen te dromen.
Ik zie mezelf staan, met jou hand in hand.
Op een eiland met mooie bomen.
Met z’n twee, aan de zee, in t zand.
Ik hoopte dat je me zou kussen,
En dat we nooit meer apart zouden leven.
Maar toen ik wakker werd merkte ik,
Het geen wat was gebeurd, duurde maar even. |
|
|
 |
 |
|
De liefde is vervlogen,
Heel zachtjes uitgeblust.
Geen hand meer op de mijne,
Geen mond meer die mij kust.
Er vallen nu geen woorden
Er is geen ergernis,
Maar ik weet wel uit ervaring,
Hoe eenzaam, eenzaam is. |
|